|
|
Brandveiligheid
in en om het woonhuis |
|
Brand is
verraderlijk |
|
Op de meest
onverwachte ogenblikken kan men worden geconfronteerd met dit gevaar. |
Wie op dat moment niet goed is voorbereid loopt grotere
risico's dan diegene die al |
het mogelijke heeft gedaan om
doeltreffend te reageren. |
Een goede voorbereiding en aandacht
voor brandpreventie maakt bovendien de kans |
op brand veel
kleiner. Wie voldoende voorzorgsmaatregelen neemt en de nodige |
voorzichtigheid betracht weet dat zijn huis brandveilig is. |
Deze
publicatie kan daarbij behulpzaam zijn. |
|
Brand |
|
Een brand is een verbranding waarover de mens zijn controle
verloren heeft. |
Brand kan alleen ontstaan als er drie
(vijf) factoren
tegelijkertijd aanwezig zijn: |
|
1. Brandbare stof |
Op de eerste plaats is er brandbare stof nodig zoals papier,
textiel, benzine, hout, |
butagas. De vorm waarin deze stof
aanwezig is (vast, vloeibaar of gas), kan een |
grote invloed
uitoefenen op het brandverloop. |
|
2. Zuurstof |
Op de tweede plaats is voor een brand de aanwezigheid van lucht
(zuurstof) |
noodzakelijk. De mate van ventilatie is
van
grote invloed op de intensiteit van brand. |
Geringe luchttoevoer
betekent vaak een stinkende smeulbrand, terwijl voldoende |
ventilatie een snelle en felle verbranding veroorzaakt. |
Brandbare stoffen en zuurstof zijn in onze omgeving altijd wel
aanwezig. |
|
3. Ontstekingsenergie |
Op de derde plaats is er voor het ontstaan
van brand warmte nodig om de brandbare |
stof te ontsteken,
bijvoorbeeld een vlam, vonk, kapotte
elektriciteitdraad, kachel, |
peuk,
soldeerbout of strijkijzer. |
|
P.s.:
4. Mengverhouding en 5. Katalysator zijn ook
factoren, maar blijven hier buiten beschouwing. |
|
Rook en hitte |
|
Bij brand zijn
rook en hitte de gevaarlijkste verschijnselen. |
In de smeulende
beginfase van een brand bestaat de rook uit teer- en roetdeeltjes. |
De ontwikkeling van de brand gaat daarna gepaard
met vlammen, waardoor de |
temperatuur in de ruimte oploopt. De
rook bevat dan ook deeltjes die niet zichtbaar |
zijn maar wel
schadelijk zijn voor mens en dier. |
|
Statistiek |
|
Veel branden ontstaan in de keuken, omdat
daar, zowel bij elektrisch koken als bij |
koken op gas,
brandgevaar bestaat. |
Bovendien bevinden zich er altijd veel brandbare spullen. Een vette afzuigkap en |
vette pannen
kunnen gemakkelijk in brand raken. |
De meeste branden worden
veroorzaakt door menselijk handelen, zoals onvoorzichtig |
omgaan
met vuur, roken, las- en soldeerwerkzaamheden of vuurwerk. Daarnaast kan |
een mankement aan- of een slechte aanleg van technische installaties de oorzaak zijn. |
Bij hoge woongebouwen, zoals flats, worden de bergingen en
afvalruimten eronder vaak |
door brand getroffen. Hierbij is in
veel gevallen brandstichting in het spel. |
|
Als belangrijkste oorzaken van brand in de woning kunnen genoemd
worden: |
|
1.
Brandstichting |
2. Spelen met vuur/onvoorzichtigheid |
3. Vlam in de pan |
4. Defecten/storingen in apparatuur |
5. Sluiting (kort- of aardsluiting) |
|
Tijdstip |
|
De meeste branden ontstaan tussen drie uur 's middags en negen
uur 's avonds. |
Een brand die 's nachts ontstaat tussen
middernacht en zes uur zal meestal laat |
worden ontdekt en heeft
daarom meer tijd om zich te ontwikkelen en eventueel |
te
ontaarden in een brand met grote gevolgen. |
|
Slachtoffers |
|
Jaarlijks worden in ons land 600 tot 900 mensen gewond bij een
brand en vallen er |
80 tot 100 doden. |
Brandwonden zijn altijd
zeer pijnlijk en de genezing vergt dikwijls een behandeling |
die
jaren kan duren.
Door direct de vlammen te doven met een deken of jas of door |
het
slachtoffer over de grond te rollen en hem vervolgens langdurig
te koelen met |
water, kunnen de gevolgen van brandwonden worden
beperkt. |
|
Schade |
|
Statistieken leren dat de jaarlijkse schade ten gevolge van
brand flink kan oplopen. |
De totale schade beloopt meer dan een
miljard gulden per jaar. |
Daarnaast gaan bij brand vaak persoonlijke eigendommen verloren
die voor de |
eigenaars/bewoners van onschatbare waarde zijn. |
|
|
|
|
Brandbeveiliging |
|
Brandbeveiliging omvat alle maatregelen die
er op gericht zijn het ontstaan van |
brand te voorkomen en
uitbreiding ervan zoveel mogelijk te beperken. |
|
Brandveilig bouwen |
|
De zorg voor de brandbeveiliging is via de wet opgedragen aan de
Gemeentelijke |
overheid. Deze stelt brandbeveiligingseisen bij
het bouwen van woningen. Hieronder |
vallen eisen voor o.a. rookkanalen, bouwmaterialen en
scheidingswanden en -muren. |
Bij de bouw van meerdere woonlagen
en flats wordt gezorgd voor extra vluchtwegen. |
|
Brandveilig wonen |
|
Bewoners van een woning hebben de zorg om deze brandveilig te
gebruiken en zo te |
houden.
In woonvormen met gezamenlijk gebruik
van voorzieningen, zoals woonkamer |
en keuken, hebben alle
bewoners de zorg voor brandveiligheid. |
Brandbeveiliging is als volgt onder te verdelen. |
|
Brandmelding |
|
Dat zijn alle maatregelen en voorzieningen om brand zo snel
mogelijk te ontdekken en |
te melden. Het landelijk
alarmnummer
waarmee Politie, Ambulance en de Brandweer |
gewaarschuwd kan worden, is
'112'. |
|
Evacuatie |
|
Bij een brand in een woonhuis en/of in een andere woonvorm komt het dikwijls voor |
dat gang of
trap niet meer gebruikt kunnen worden. Alle bewoners dienen met
deze |
mogelijkheid rekening te houden. Zij moeten weten langs
welke andere weg het huis |
zo snel en veilig mogelijk kan worden
verlaten. |
|
Brandbestrijding |
|
In afwachting van de komst van de Brandweer kan iedereen trachten een begin
van |
brand te blussen. |
Dat neemt niet weg dat de
Brandweer altijd
eerst gewaarschuwd moet worden. |
|
Brandpreventie |
|
Hieronder vallen alle maatregelen en voorzieningen om brand en
de gevolgen daarvan |
te voorkomen. Dit kan variëren van het
bespreken van het onderwerp 'brand' met de |
medebewoners tot de
keuze van brandveilige materialen bij een verbouwing. |
In het algemeen is brandpreventie een combinatie van
organisatorische, bouwkundige |
en technische maatregelen die
nooit los van elkaar gezien kunnen worden. |
Zonder een goede
organisatie verliezen alle bouwkundige en technische
voorzieningen |
een groot deel van hun preventieve waarde. |
|
|
|
|
Organisatorische maatregelen |
|
Onder
organisatorische maatregelen vallen onder meer: |
|
*
Het bespreken in het gezin of met de medebewoners hoe er bij brand
gehandeld |
moet worden. |
*
Het gezamenlijk opstellen van een vluchtplan. |
*
Het oefenen met de aanwezige blusmiddelen. Kijk op z'n minst eens op
het etiket |
van het blustoestel ! |
*
Het onderhouden van de aanwezige veiligheidsvoorzieningen. |
*
Het ervoor zorgen dat iedereen de trappen en gangen vrijhoudt van
obstakels. |
Zij belemmeren de vluchtweg en kunnen ook in brand
raken. |
|
|
|
|
Bouwkundige voorzieningen |
|
Bouwkundige maatregelen worden vaak pas
genomen als er een verbouwing plaatsvindt. |
In verband met het
risico van brand is het belangrijk te letten op de toepassing
van |
brandveilige bouw- en
afwerkingmaterialen. |
Het gebeurt maar
al te vaak dat bewoners hun huis verfraaien en daarbij, zonder
het |
te weten,
zeer brandbare materialen toepassen die
branduitbreiding bevorderen. |
Bovendien produceren die soms een
enorme hoeveelheid schadelijke rook waardoor |
redding en blussing
bemoeilijkt worden. |
Bij het gebruik van isolatiemateriaal moet men er op letten of
dit brandbaar is. |
Minerale wol is onbrandbaar, maar kunststof
isolatiematerialen zijn wel brandbaar. |
Wanneer zij
bevestigd zijn tegen het plafond kunnen sommige bij brand een 'regen' |
van
brandende druppels veroorzaken. |
Het is daarom belangrijk
brandbare isolatiematerialen af te dekken met gipskarton. |
Bij doe-het-zelf werkzaamheden moet men ook oppassen met open
vuur en hitte, zoals |
bij verf afbranden en solderen. |
Vooral bij
het zelf aanleggen van schoorstenen voor de open haard worden
veel fouten |
gemaakt. Die fouten kunnen worden voorkomen door u
hierover goed te later adviseren |
door vakmensen. |
Een rieten dak is een brandbare constructie die als hij brandt
bijna niet kan worden |
geblust.
Woningen met een rieten dak
moeten aan tal van eisen voldoen op het gebied |
van
brandveiligheid. |
Informatie hierover en over brandveiligheid van
schoorstenen is te verkrijgen bij het |
Nationaal Centrum voor
Preventie in Bilthoven (tel. 030 - 2296000). |
|
Technische voorzieningen |
|
Maatregelen van technische aard bestaan meestal uit het (laten) aanbrengen van |
brandbeveiligingsapparatuur, zoals
blustoestellen, rookmelders en noodladders. |
Maar ook bij de
aanleg van technische installaties voor gas, elektriciteit,
water en |
verwarming moet men al letten op een aantal normale
brandpreventieve voorzieningen. |
De gasinstallatie moet aan overheidsregels voldoen. Knoei daar
niet zelf aan, laat deze |
werkzaamheden
over aan de vakman. |
Ruikt u een gaslucht,
waarschuw dan direct de Brandweer. |
Bedenk
dat een
waakvlam ook lijmdampen en andere brandbare gassen kan
ontsteken. |
De elektrische installatie is afgestemd op normaal
gebruik. Overbelasting, contact met |
vocht en dergelijke kunnen
ernstige gevolgen hebben. |
Als de zekeringen regelmatig
doorslaan, laat dan de vakman de installatie controleren. |
|
|
|
|
Brandmelding |
|
Voordat een brand gemeld kan worden aan de
Brandweer moet hij zijn ontdekt. |
Overdag kan dat snel gebeuren
doordat de rookontwikkeling, de vlammen of de hitte |
worden
bemerkt. Wanneer echter een brand pas laat wordt ontdekt,
bijvoorbeeld |
's nachts, kan het vuur zich al hebben uitgebreid
voordat het door voorbijgangers, |
buren of bewoners wordt
ontdekt. |
|
Automatische rookmelder |
|
Een automatische rookmelder is een handig hulpmiddel dat
bewoners snel waarschuwt |
wanneer er brand is.
Een rookmelder
voor woningen reageert wanneer er rook in de |
melder komt en
geeft dan een hoorbaar signaal. Bedenk echter dat één
rookmelder, |
ook al is
deze op een strategische plaats
gemonteerd, niet in alle brandsituaties |
vroegtijdig zal
waarschuwen. |
|
Aanschaf rookmelder |
|
|
|
Bij de aanschaf van een melder moet u op het volgende letten. |
|
*
Is de melder goedgekeurd door Keurmerkinstituut
Consumentenproducten ? |
Goedgekeurde apparaten krijgen het
'goedmerk' en zijn herkenbaar aan dit vignet. |
*
Is het signaal goed hoorbaar op de plaats waar dat nodig
is ? |
*
Werkt de melder op het lichtnet of op een
batterij ? |
*
Geeft de melder een signaal wanneer de batterij bijna leeg is ? |
*
Hoeveel melders zijn er nodig ? |
*
Indien u één melder plaatst, kies dan bij voorkeur een plaats
aan het plafond van de |
overloop boven aan de trap. |
In dát geval
is het de bedoeling dat de bewoners vroegtijdig gewaarschuwd
worden |
bij een brand beneden, in bijvoorbeeld woonkamer of
keuken. |
Uiteraard is het vaak beter meerdere melders te
plaatsen. |
|
112 |
|
Wanneer u brand ontdekt waarschuw dan de andere bewoners en de Brandweer. |
Het landelijke alarmnummer is 112.
Wanneer u verteld
heeft wat er aan de hand is |
wordt u doorverbonden met de
alarmcentrale van de Brandweer. |
Zorg dat het nummer 112 bij de
telefoon vermeld staat. |
Laat de andere bewoners elkaar
waarschuwen, terwijl ú de Brandweer belt. |
Wanneer de Brandweer gewaarschuwd is, zorg dan dat zij wordt
opgewacht en bij |
aankomst meteen de juiste informatie krijgt.
Dit versnelt een goed optreden. |
|
|
|
|
Evacuatie |
|
Om de woning in geval van brand op tijd te
verlaten, moeten er vluchtmogelijkheden |
aanwezig zijn die alle
bewoners kennen. |
Hoewel woningen aan de wettelijke eisen
hiervoor moeten voldoen, kan er zich altijd |
een situatie
voordoen waarin deze vluchtwegen door rook niet meer gebruikt
kunnen |
worden.
In woonhuizen met slechts enkele verdiepingen zullen in de
meeste gevallen de |
bewoners zelf de vluchtmogelijkheden moeten
bepalen aan de hand van een vluchtplan. |
|
Vluchtplan |
|
Het is nuttig om gezamenlijk een plan voor ontvluchting op te
stellen en daarbij af |
te spreken waar men daarna
elkaar treft om te controleren of iedereen ook
werkelijk |
een goed heenkomen heeft kunnen
vinden. Soms kan daarbij gebruik worden gemaakt |
van
balkons,
aansluitende platte daken, schuurtjes of dakgoten. |
|
Vluchtmiddelen |
|
Als alternatieve vluchtroutes geen mogelijkheden bieden, maak
dan gebruik van |
'vluchtmiddelen', zoals
bijv. een touw met
knopen, touwladders, redlijnen, een |
vluchtslurf, uitwerpbare ladders of vaste
ladders aan de muur. |
Het is zeker nuttig de vluchtmogelijkheden
goed te bekijken; nog beter is het om |
eens een ontruiming te
oefenen. Breekt er brand uit in een
(flat) gebouw, gebruik |
dan in elk
geval nooit de lift om te vluchten. |
|
|
|
|
Brandbestrijding |
|
Pas als u de
Brandweer hebt gewaarschuwd,
kunt u zelf overgaan tot het bestrijden |
van een brand.
Denk hierbij
wel in de eerste plaats aan de eigen veiligheid ! |
Voor het blussen van branden in woningen komt een
aantal blusmiddelen in aanmerking. |
|
*
Waterslang |
Een tuinslang van voldoende lengte, permanent aangesloten op de
waterleiding,waarmee |
iedere plaats in de woning bereikt kan
worden is nuttig. |
Nog beter is een kleine slanghaspel die
speciaal voor brandbestrijding is ontwikkeld. |
Die kan tevens
gebruikt worden voor het nat houden van een rieten kap, maar ook
voor |
het sproeien van de tuin en het wassen van de auto. |
|
*
Blustoestel |
Brandblustoestellen zijn hét eerste hulpmiddel voor het blussen
van een brand in een |
beginstadium. |
Het bluseffect van een
blustoestel is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de |
aard, de omvang en de plaats van de brand, de geoefendheid van
de persoon die het |
toestel
bedient en de hoeveelheid
blusstof. |
Als blusstof worden in blustoestellen gebruikt:
water, schuim, poeder en koolzuurgas |
(CO2
= kooldioxyde = koolzuursneeuw). |
|
Brandklassen |
|
Het blusmiddel moet geschikt zijn om het type brand dat men
verwacht te blussen. |
Om dit te kunnen bepalen zijn vier
'brandklassen' vastgesteld. |
(Elektriciteitsbranden
blijven hier buiten beschouwing). |
|
brandklasse A: branden van Vaste stoffen zoals hout, papier,
textiel. |
brandklasse B: branden van Vloeistoffen zoals benzine,
(bak) olie,
spiritus, aceton. |
brandklasse C: branden van Gassen zoals aardgas, LPG, propaan,
butaan. |
brandklasse D: branden van lichte Metalen zoals
kalium, natrium,
magnesium, titanium. |
|
Deze lettercodering is ook op het etiket van blustoestellen
terug te vinden, waardoor |
men weet voor welk type brand het
blustoestel geschikt is. |
In het woonhuis kan men vooral branden
van brandklasse A verwachten. |
|
Aanschaf blustoestel |
|
|
|
Bij
de aanschaf van een blustoestel moet u op het volgende
letten: |
|
*
De blusstof moet geschikt zijn voor de brand die in een woning
verwacht kan worden |
(meestal brandklasse A). |
*
Het toestel moet door de bewoners gemakkelijk bediend kunnen
worden. |
*
Het toestel moet navulbaar en controleerbaar
zijn. |
*
Schaf een toestel aan met een rijkskeurmerk. |
*
Koop een niet te klein toestel, in ieder geval 2
kg of meer,
anders is het bluseffect |
te gering. |
*
Lees goed de bijbehorende
instructies. |
*
Bevestig het toestel
op een zichtbare -voor
iedereen- bereikbare plaats. |
*
Laat het toestel meteen na gebruik hervullen, ook al is het nog
niet helemaal leeg. |
*
Laat het toestel periodiek (ten minste éénmaal per
jaar) controleren. |
*
Monteer slanghaspels bijvoorbeeld onder de trap of in de
berging, in ieder geval zo |
dat iedere plaats in het huis snel
met de waterstraal bereikt kan worden. |
|
|
|
|
Voorkomen van brand in huis |
|
*
Houdt lucifers en aanstekers buiten het
bereik van kinderen. |
*
Rook nooit in bed. |
*
Zet geen kaarsen in de buurt van brandbaar materiaal zoals
gordijnen en gebruik |
onbrandbare kaarsenstandaards. |
*
Schuif bij vlam in de pan een deksel over de pan en draai het
gas uit. |
Nooit water gebruiken of met de pan lopen ! |
*
Reinig regelmatig het filter van de afzuigkap, zodat geen
vetresten aanwezig zijn. |
*
Ventileer goed bij gebruik van vluchtige schoonmaak-, plak- en
oplosmiddelen en .... |
Rook niet bij deze werkzaamheden ! |
*
Vul de brander van fondue- en gourmetstellen niet in de
nabijheid van vuur. |
Vul pas bij als deze helemaal is afgekoeld. |
*
Schakel na het kijken de T.V. uit met de 'aan/uit' schakelaar op
het toestel. |
Het toestel staat nog aan als alleen de afstandsbediening is/wordt
gebruikt ! |
*
Houdt halogeenverlichting, in verband met warmteproductie, uit
de buurt van |
brandbaar materiaal en schakel deze uit bij uw
afwezigheid. |
*
Laat een strijkbout nooit onbewaakt achter. |
*
Wanneer de zekeringen (stoppen) doorslaan, verhelp dan de
oorzaak of roep de |
hulp van een vakman in. |
*
Leg geen elektriciteitssnoeren onder het tapijt. |
*
Gebruik zo min
mogelijk verlengsnoeren. |
*
Let bij de aanschaf van meubilair op brandbaarheid. |
*
Laat gastoestel en schoorsteen regelmatig schoonmaken en
controleren. |
*
Plaats een brandscherm voor de open haard en voorzie de
schoorsteen van een |
vonkenvanger. |
*
Plaats bij gebruik van flessengas de fles rechtop, |
Gebruik goede
slangen en klemmen, vernieuw de gasslang tenminste elke twee
jaar, |
vul de fles niet bij een LPG - station; zorg voor een goede
ventilatie. |
|
In een brandwerende kast kunnen waardevolle zaken tegen brand
beschermd worden. |
Uit een testrapport moet de brandwerendheid
blijken. Voor het opbergen van foto's, |
dia's en
floppydisks is
een speciale kast vereist. |
Een brandwerende kast biedt geen
bescherming tegen inbraak ! |
|
|
|
|
Wat te doen bij brand |
|
*
Sluit deuren en ramen en waarschuw direct
de Brandweer via alarmnummer 112. |
*
Rol iemand die in brand staat over de grond en dek hem af met
een deken of jas. |
*
Zet of leg het slachtoffer onder de koude
douche of in een koud bad tot een arts |
aanwezig is. |
*
Zorg dat de Brandweer de woning goed kan bereiken en wacht hen
op om de nodige |
informatie te geven. |
|
Verzekering |
|
Controleer of de hoogte van het verzekerde bedrag voor uw
bezittingen voldoende is. |
Berg waardepapieren veilig op. Stel een lijst op van alle waardevolle eigendommen met |
eventuele
type- en codenummers. |
Meld schade zo spoedig mogelijk aan uw tussenpersoon of
verzekeraar. |
U bent verplicht om de schade zoveel mogelijk te beperken. |
Laat
uw verzekeraar of verzekeringsadviseur u daar bij helpen. |
|